
Jurisprudentie
AY5880
Datum uitspraak2006-08-03
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200604732/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200604732/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 7 april 2006 heeft verweerder het verzoek van appellant om een ontheffing om binnen zijn inrichting, gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], een sloot te dempen met houtachtig materiaal, afgewezen.
Uitspraak
200604732/1.
Datum uitspraak: 3 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2006 heeft verweerder het verzoek van appellant om een ontheffing om binnen zijn inrichting, gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], een sloot te dempen met houtachtig materiaal, afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 24 mei 2006 bezwaar gemaakt. Bij brief van 24 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 juli 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door J.H.O. van Noppen, medewerker van de Milieudienst West-Holland, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bestreden besluit is bekendgemaakt op 21 april 2006, zodat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift ingevolge het bepaalde in artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is begonnen op 22 april 2006 en geëindigd op 2 juni 2006.
2.2. Het bezwaarschrift is blijkens het poststempel op 9 juni 2006 verzonden en derhalve niet binnen de termijn ingediend. De Voorzitter gaat er daarom van uit dat het bezwaar om deze reden niet-ontvankelijk zal worden verklaard en ziet reeds hierom geen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Van Helvoort
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2006
361.

